Als pianist ben ik vrijwel volledig autodidact, op de lagere school begonnen bij In the mood op de zwarte toetsen. Wel echte blokfluitlessen gingen vooraf aan vijf jaar echte celloles (mijn celloleraar rookte een half pakje sigaretten in een half uur en was nooit tevreden, bovendien had ik nog nooit gehoord van de cello in de jazz) en trombonelessen op de muziekschool. Mijn tromboneleraar eiste dat ik een jaar zitting nam in het ASO, het Almelo’s Stedelijk (harmonie-)Orkest, en als ik maar niet in mijn blauw acrylen uniform met nylon goudgalon over straat hoefde te marcheren, ging ik akkoord. Daarmee verdiende ik mijn toegangsbewijs voor de Big Band van de Muziekschool Twente. Ik heb daarna in Amsterdam in verschillende bandjes gespeeld, eerst trombone, later vooral piano.
Ik bedacht al muziekjes toen ik als puber achter de kamervleugel van mijn grootmoeder zat (het instrument dat ik nu thuis heb). Maar pas in Amsterdam nam ik het schrijven serieus. Aangemoedigd door mijn vrienden Andreas en Herman, met wie ik het bandje Duck Soup had, deed ik mee aan de eerste amateurjazzcompositieprijsvraag (3x woordwaarde) van de Stichting Jazz Utrecht. Ik won zowaar de SJU-kom en geld om compositielessen te nemen.
Ik kreeg een aantal lessen van Michiel Borstlap, die compositieles minder noodzakelijk vond dan pianoles. Hij bracht me ertoe eindelijk eens toonladders te oefenen, hetgeen inderdaad best helpt.
Ondertussen heb ik een verzameling van bijna 60 stukjes geschreven, waaronder een liedje, waarvoor ik ook de woorden schreef. Dat is de Transgenderballade, gemaakt voor #4 van het Paleisje voor Volksvlijt, Me, My Flesh and I, waar ik het uitvoerde met Nandine van Karnebeek (voc), Natalio Sued (clarinet), Andris Meinig (bas) en Mauricio Ramirez. Ook dat moet ooit worden opgenomen.
In de bovenzaal van Café Eik en Linde presenteerde Adriaan Jaeggi, alweer lang geleden, zijn roman Held van Beroep. Het bandje Duck Soup (Herman Lelieveldt, tenorsax, Bas Bijtelaar, bas, Andreas Fleischmann, drums en ik op piano) zorgde voor ‘de muzikale omlijsting’. Adriaan speelde mee, en enkele van zijn muzikale vrienden, onder wie bassist Simon Planting, een net zo magere, slungelige figuur als ik. Ik zat aan de piano en genoot van spelen met Simon, van zijn volle overgave. Ik opperde om een trio te beginnen. Hij wist een goede drummer.
Een paar weken later opende ik de deur voor het eerst voor Kim Weemhoff,. Een kogelrond silhouet verscheen, en de eerste woorden die hij sprak waren: “Ah, ik snap al waarom jullie een drummer als mij nodig hebben.”
We hebben jaren samen gespeeld, vooral op zondagmiddag in Café van Leeuwen. Helaas heb ik alleen repetities opgenomen, met fouten en stops. En toen vertrok Simon naar de VS. Daarna werkten we met allerlei best lang dienende invallers, onder andere Gerco Aerts en Thomas Andersen.
Kim heeft altijd geloofd in de kwaliteit van mijn stukken en er op aangedrongen om ze op te nemen. Ernst Glerum ging akkoord om tijd vrij te maken. ‘Ik wil niet werken’ zei hij, ‘we gaan gewoon lekker spelen’. Dat hebben we gedaan. Gluteus Maximus (de grote bilspier, waar een pianist toch alsmaar op zit) hebben we in een dag opgenomen in de balletzaal van de muziekschool in Amstelveen. Rob van den Oever deed de techniek.
Sindsdien heeft Kim afscheid genomen. Bart van Helsdingen volgde hem een aantal jaren op. Met Pawel Pastuszka op bas begonnen we aan een nieuw hoofdstuk.
De laatste twee jaar heb ik gespeeld met Andris Meinig op bas en Mauricio Ramirez op drums. Andris is naar Leipzig verhuisd. Mauricio naar Bogota. De twee podia waar ik nog speelde stopten met hun jazzprogrammering. Zodoende is er sinds 2015 al geen trio meer. Dat komt wel weer. Het kriebelt.